Filosofie voor ‘dummies’
Eric Mantelaers en Martijn Zoet
Modellen en theorieën
“De Leer van het Gewekte Vertrouwen: Agency avant la lettre?” vroeg Dassen zich af in zijn artikel in het MAB van september 1989. In 1926 introduceerde Limperg zijn leer van het gewekte vertrouwen, de vertrouwensleer. Volgens Limperg is de accountant de vertrouwensman van de onpersoonlijke maatschappij, van de spaarder en van andere belanghebbenden die niet zijn opdrachtgevers zijn. Het Rijnlands model past bij deze vertrouwensleer. Dit model komt uit de West-Europese traditie en is gebaseerd op samenwerking, coöperatie en gezamenlijke waardecreatie, waarbij de belangen van alle stakeholders van een organisatie in acht worden genomen. De agency theorie is naast de vertrouwenstheorie een andere theorie voor de behoefte van de accountantscontrole. Het Angelsaksisch model gaat nauw samen met deze agency theorie. De agency theorie verklaart de behoefte aan accountantscontrole vanuit de tegengestelde belangen tussen management en aandeelhouders. Het Angelsaksisch model dat steeds meer de plaats inneemt van het Rijnlands model is een ander economisch model en is vanuit Noord-Amerika en Groot-Brittannië naar Europa overgewaaid. Beursgenoteerde bedrijven zijn steeds meer geneigd om de aandeelhouderswaarde te vermelden als zij grote aandeelhouders met een financiële achtergrond hebben, of wanneer deze aandeelhouders een Angelsaksische nationaliteit hebben. Het Angelsaksisch model is gebaseerd op marktwerking, concurrentie en eigen belang.
Eigenlijk doet de accountant een uitspraak over de vraag of de onderneming goed onderscheid heeft gemaakt tussen ‘het mijn en dijn’
Rules based of principles based?
Of we nu uitgaan van de ene of de andere theorie, dan wel van de confrontatie tussen beiden door Dassen (1989), gepoogd wordt de kwaliteit van accountantsdiensten te stimuleren met regelgeving. Regelgeving, niet specifiek regelgeving voor accountants, kan 1) rules based of 2) principles based zijn. Vaak is er sprake van een combinatie. Het principe gaat over onafhankelijkheid (in wezen en in schijn). Een voorbeeld van concrete regelgeving in dit kader is de Vordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO), waarin bijvoorbeeld in het kader van ‘Geschenken en gastvrijheid’ een (grens)bedrag wordt genoemd van € 100 (indien een geschenk met een waarde van meer dan € 100 als verwaarloosbaar of onbeduidend zou kunnen worden aangemerkt, dient de eindverantwoordelijke accountant onder andere te onderbouwen waarom dit geschenk verwaarloosbaar of onbeduidend is). Waar gaat het nu om bij accountants? Is het primaire doel dat zij 1) de regeltjes en/of 2) de principes naleven, of 3) moet de gebruiker van accountantsdiensten kunnen vertrouwen op de verantwoording waaraan de accountant zijn oordeel heeft verbonden?