NV COS4400 opdracht slaat om naar Persoonsgericht onderzoek

 

Een stichting bezit alle aandelen in BV1. BV1 bezit op haar beurt weer alle aandelen van BV2. Bestuurder van BV1 is X. X is ook bestuurder van de stichting. Op enig moment worden er twee nieuwe bestuursleden aangesteld, te weten Y en Z. De nieuwe bestuursleden geven opdracht aan de accountant om ten aanzien van de hierna genoemde punten, met betrekking tot de stichting, nader onderzoek te verrichten;

 

– Ontstaansgeschiedenis;
– Fiscale positie;
– Governance structuur;
– Groepsverhouding – relaties met deelnemingen;
– Huisvesting;
– Financiën.

 

De accountant aanvaard de opdracht als een ‘opdracht tot specifiek overeengekomen werkzaamheden’ (NV COS 4400). De accountant brengt op enig moment een conceptrapport uit. Dit conceptrapport wordt in eerste instantie enkel besproken met Y en Z. De heer X, hoewel bestuurder van de stichting, wordt pas in een later stadium betrokken bij de bespreking van het conceptrapport. Naar aanleiding van de bespreking van het conceptrapport brengt de accountant een aangepast concept uit. Dit aangepast concept wordt vervolgens besproken in een bestuursvergadering van de stichting. Zowel Y en Z als ook de X verzoeken de accountant om de tekst van het conceptrapport te wijzigen. De accountant wijzigt het conceptrapport niet maar brengt ook geen definitief rapport meer uit.

 

Naar aanleiding van de bevindingen uit het conceptrapport van de accountant wordt X via een bijzondere vergadering van aandeelhouders bij BV1 ontslagen. X vecht zijn ontslag aan via een juridische procedure. Het conceptrapport van de accountant wordt ingebracht in een van de juridische procedures. Ook wordt de accountant als getuige gehoord in voorgenoemde procedure.

 

De heer X dient een tuchtklacht in tegen de accountant. De accountant wordt in de kern het volgende verweten;

 

– de accountant was niet objectief bij het verrichten van zijn werkzaamheden omdat hij meer oog had voor de overige bestuursleden dan voor de heer X;
– de accountant heeft geen voorbehoud gemaakt dat zijn rapport niet mag worden gebruikt in een juridische procedure;
– de accountant heeft niet onderkend dat hier feitelijk sprake was van een persoonsgericht onderzoek in plaats van een opdracht tot specifiek overeengekomen werkzaamheden.

 

 

De accountant brengt allereerst als verweer in dat het ‘onmogelijk’ is om te klagen over een accountantsrapport wat in concept is uitgebracht

 

 

De Ak volgt de accountant niet in dit verweer. De Ak stelt vast dat al het handelen of nalaten van de accountant valt onder het klachtrecht. Zo ook het aanvaarden van een opdracht en het opstellen van een conceptrapport. Bovendien heeft de accountant in zijn verweer aangegeven dat hij nooit een definitief rapport heeft uitgebracht omdat hij hier niet om is verzocht door zijn opdrachtgever. Tot slot blijkt dat de accountant ter zitting verklaart heeft dat zijn opdrachtgever ook geen behoefte had aan een definitief rapport. Volgens de Ak was het conceptrapport op basis hiervan dus feitelijk ‘definitief’ geworden. Klagen over een conceptrapport kan volgens de Ak dus wel.

 

 

Ten aanzien van de klacht dat de accountant niet objectief heeft gehandeld oordeelt de Ak als volgt. Uit de feiten blijkt dat de accountant de afzonderlijke bestuursleden ongelijk heeft behandeld. De accountant was namelijk van mening dat Y en Z de ‘eigenlijke opdrachtgevers’ waren. Zo heeft hij zijn bevindingen met X alleen in het kader van hoor- en wederhoor besproken. De formulering van de opdracht en de aanvullende vragen naar aanleiding van het conceptrapport zijn enkel door de overige bestuursleden geformuleerd. Dit klachtonderdeel acht de Ak dan ook gegrond. Te meer ook omdat de accountant geen waarborgen heeft getroffen om de bedreiging voor wat betreft zijn objectiviteit weg te nemen.

 

 

Voor wat betreft de inbreng van het conceptrapport in de juridische procedure oordeelt de Ak als volgt. De Ak is van mening dat de accountant op geen enkele manier kenbaar heeft gemaakt dat hij bezwaar had tegen de inbreng van het rapport in de juridische procedure. Ook bij het getuigenverhoor heeft hij nagelaten om bezwaar aan te tekenen. De Ak acht ook dit klachtonderdeel gegrond.

 

 

Met betrekking tot de vraag of de accountant een persoonsgericht onderzoek verrichtte in plaats van een opdracht tot specifiek overeengekomen werkzaamheden oordeelt de Ak als volgt. Het onderzoek van de accountant heeft de positie en het functioneren van de heer X in negatieve zin geraakt.

 

 

Op dat moment had de accountant moeten beseffen dat er geen sprake meer was van een opdracht tot specifiek overeengekomen werkzaamheden maar van een persoonsgericht onderzoek.

 

 

De kwaliteit van een zodanig onderzoek en daardoor de deugdelijkheid van de grondslag van de uitkomsten ervan zijn vrijwel altijd gediend met het bieden van de mogelijkheid van hoor en wederhoor. De accountant had de heer X weliswaar gehoord, maar doordat het een persoonsgericht onderzoek betrof was dit van onvoldoende gewicht gebleken. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

 

 

De Ak legt aan de accountant de maatregel op van berisping.

 

 

Annotatie redactie

 

De accountant had zich onvoldoende gerealiseerd dat hier sprake was van een ‘oneigenlijk’ persoonsgericht onderzoek. Wat aanvankelijk was begonnen als een ‘opdracht tot specifiek overeengekomen werkzaamheden’ kreeg dus een heel ander karakter omdat het functioneren en de positie van klager in negatieve zin werden geraakt. De accountant had hoor- en wederhoor toegepast maar dat is onvoldoende gebleken naar de opvatting van de Ak. Dit laat te meer zien dat de accountant alert moet zijn op het mogelijk ‘omslaan’ van de aard van de opdracht.

 

Inzake de inbreng van het rapport in een juridische procedure geeft de Ak hier handvatten wat de accountant kan gebruiken om zijn bezwaren hiertegen kenbaar te maken.

 

Zo kan de accountant de klager actief laten weten dat hij geen toestemming heeft verleend voor de inbreng van het rapport.

 

 

Ook had de accountant de opdrachtgever van zijn bezwaren op de hoogte kunnen stellen. Tot slot had de accountant de rechterlijke instantie zelf kunnen laten weten dat hij bezwaar heeft tegen de inbreng van zijn conceptrapport in de juridische procedure. De Ak geeft aan dat het uitten van bezwaar tegen de inbreng van het conceptrapport indirect voortvloeit uit artikel 9 van de VGBA wat kortgezegd inhoudt dat de accountant zich dient te distantiëren van informatie die onvolledig, onjuist of anderszins onbevredigend is.