De accountant had onvoldoende controle-informatie om vast te stellen of een voorziening terecht was gevormd
Een accountant verricht de jaarrekeningcontrole van een advocatenkantoor. Een belangrijk aspect in de jaarrekening van het advocatenkantoor betreft de balanspost ‘voorzieningen’. Via deze post wordt er een voorziening voor claims opgenomen. De voorziening bedroeg per jaareinde € 500.000. De claims kunnen betrekking hebben op vorderingen omtrent tekortschietende dienstverlening en mogelijk onrechtmatig handelen. Op 4 november 2008 is het advocatenkantoor daadwerkelijk aansprakelijk gesteld. In de procedure wordt het advocatenkantoor veroordeeld tot het betalen van een schadebedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente van € 335.000. Het advocatenkantoor heeft zelf een beroepsaansprakelijkheidsverzekering. En hoewel de verzekeraar in eerste instantie heeft aangegeven dat er sprake is van een dekkingsvoorbehoud, heeft hij toch het volledige schadebedrag, inclusief wettelijke handelsrente aan het advocatenkantoor vergoed.
Het advocatenkantoor is op enig moment verwikkeld in een juridische strijd met een uitgetreden vennoot. Deze uitgetreden vennoot is van mening dat de voorziening in de jaarrekening van het advocatenkantoor onterecht is gevormd. Hij dient een klacht in bij de Accountantskamer (hierna: Ak).
De klacht houdt in dat de voorziening ten minste voor een bedrag van €335.000 te hoog is opgenomen. Voorts stelt de klager dat de voorziening niet op een betrouwbare wijze is vastgesteld.
De Ak stelt vast dat conform titel 9 BW 2 voorzieningen op de balans worden opgenomen tegen naar hun aard duidelijk omschreven verplichtingen die op de balansdatum als waarschijnlijk of als vaststaand worden beschouwd, maar waarvan niet bekend is in welke omvang of wanneer zij zullen ontstaan. De Ak refereert voorts naar de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (hierna: RJ). In de RJ staat opgenomen onder welke voorwaarden een voorziening dient te worden opgenomen en dat de hoogte hiervan betrouwbaar moet worden ingeschat. De uitleg van de RJ staat ook als toelichting opgenomen in de jaarrekening met betrekking tot de post voorzieningen.
In de RJ staat opgenomen onder welke voorwaarden een voorziening dient te worden opgenomen en dat de hoogte hiervan betrouwbaar moet worden ingeschat
De accountant stelt zich op het standpunt dat het management van het advocatenkantoor het noodzakelijk heeft geacht om deze voorziening te treffen. Dit was gebaseerd op enkele procedures die liepen waarvan zij meenden dat het waarschijnlijk was dat deze tot een uitstroom van middelen zou leiden. De schatting door het management omtrent de hoogte van de voorziening was volgens de accountant op een betrouwbare wijze gedaan. De accountant geeft vervolgens aan dat hij de nodige controles heeft verricht en ook een advocatenbrief heeft opgevraagd. De bevindingen hieromtrent waren voor de accountant bevredigend genoeg om de voorziening toe te staan.
De Ak is echter een andere mening toegedaan. De Ak vindt dat het onvoldoende duidelijk is op basis waarvan de accountant de voorziening op deze manier heeft aanvaard. De accountant was immers op de hoogte dat het bedrag van € 335.000 door de verzekeraar aan het advocatenkantoor was vergoed. Dit was volgens de Ak een nieuw feit wat voor de accountant aanleiding had moeten zijn om extra aandacht te schenken aan het voornemen van het management om de voorziening op € 500.000 te houden. Zo meent de Ak dat de accountant nader had moeten onderzoeken hoe het nu zit met het zogenaamde dekkingsvoorbehoud van de verzekeraar, en waarom zij nu toch besloten om de vordering in zijn geheel te vergoeden. Ook blijkt de advocatenbrief niet volledig te omschrijven wat nu exact de hoogte is van de ingediende vorderingen tegen het advocatenkantoor, en wat de slaginskansen zouden zijn als het advocatenkantoor in hoger beroep zou gaan tegen deze vorderingen.
De Ak komt tot de conclusie dat de accountant derhalve onvoldoende controle-informatie had om de voorziening op deze manier te handhaven. Tot slot blijkt uit het accountantsverslag dat de hoogte van de voorziening boven de gehanteerde materialiteit lag. Dit houdt in dat de hoogte van de voorziening invloed heeft op het getrouwe beeld van het vermogen en het resultaat.
Annotatie redactie
De uitspraak van de Ak is verwonderend omdat het inbreuk maakt op de subjectieve beoordelingsvrijheid van de accountant. Te meer ook omdat de richtlijnen van de RJ min of meer als een verplichting worden beschouwd voor de accountant. Echter heeft de onderneming wat aan accountantscontrole is onderworpen deze verplichting niet. Het management van de onderneming kan besluiten om de richtlijnen van de RJ naast haar neer te leggen en de inrichting van de jaarrekening uitsluitend te baseren op titel 9 BW2. Veelal zal dit in de praktijk op een discussie neer komen tussen de accountant en het management. In dit geval lijkt het erop dat het management zich vrijwillig heeft gecommitteerd aan de RJ omdat de accountant kennelijk van mening was dat aan alle voorwaarden was voldaan.
De zienswijze van de Ak is begrijpelijk, met de wijsheid van nu, maar enerzijds toch subjectief.
De zienswijze van de Ak is begrijpelijk, met de wijsheid van nu, maar enerzijds toch subjectief. Dit baseren we op twee punten. In eerste instantie het dekkingsvoorbehoud van de verzekeraar. Weliswaar had de verzekeraar het schadebedrag volledig vergoed maar dat betekent niet dat dit een garantie was dat de resterende vorderingen eveneens zouden worden vergoed. In tweede instantie de advocatenbrief. Uit de toelichting van de Ak op de advocatenbrief blijkt dat deze niet volledig was. In de advocatenbrief was enkel een bevestiging opgenomen dat de cliënt van de accountant gesommeerd werd om een groot bedrag te betalen. De cliënt zou voorts in hoger beroep gaan, alleen over de slagingskansen van dit hoger beroep wordt in de advocatenbrief niet gerept. De Ak meent onder meer daarom dat er onvoldoende controle-informatie was om de voorziening op deze manier te aanvaarden. Hoewel het standpunt van de Ak verdedigbaar is, moet er toch worden benadrukt dat het hier gaat om een inschatting van een materieel risico. De RJ heeft de bepalingen voor de voorzieningen strikt geformuleerd waardoor er weinig ruimte blijft voor subjectieve interpretatie en een risico georiënteerde benadering. En gezien de actuele ontwikkelingen in het accountantsberoep is dit toch wel waar het maatschappelijk verkeer om vraagt. Want als de voorziening niet was opgenomen, maar een uitstroom van middelen was wel noodzakelijk geweest, dan had de accountant het ‘ook’ niet goed gedaan. Dus het is maar de vraag waar je als accountant op enig moment goed aan doet. De controle op de voorziening kan je nooit in hoge mate sluitend krijgen. Het blijft gebaseerd op eigen professionele ‘subjectieve’ oordeelsvorming. Zoals de Ak dat hier zelf ook heeft gedaan.