De accountant had vordering nader moeten onderzoeken

De betrokken accountant verrichtte controlewerkzaamheden ten aanzien van een groep van vennootschappen. De groep van vennootschappen bestond uit een holding (hierna: holding A) met diverse dochtervennootschappen, waaronder dochtervennootschap F en dochtervennootschap E. De activiteiten van de voorgenoemde dochtervennootschappen bestonden uit bouw en vastgoedwerkzaamheden. De accountant heeft ten aanzien van de geconsolideerde jaarrekening van holding A een goedkeurende controleverklaring verstrekt over 2008, 2009 en 2010. Ten aanzien van dochtervennootschap F zijn er eveneens goedkeurende controleverklaringen afgegeven over dezelfde perioden.  Kort na de afgifte van de goedkeurende controleverklaringen van de accountant gaat de groep van gecontroleerde vennootschappen failliet. De (concurrente) crediteuren van de inmiddels failliete groep van vennootschappen dient een klacht in bij de Accountantskamer (hierna: Ak). De accountant wordt bij uitspraak van 7 maart 2014 berispt.

 

De klagers menen dat de Ak een klachtonderdeel over het hoofd heeft gezien en dient vervolgens nader een klacht in. Deze klacht ziet op het feit dat een van de reeds gefailleerde vennootschappen (indirect) een vordering bleek te hebben (ad: € 369.000) op de directeur-grootaandeelhouder van de groep (hierna: DGA). De klagers menen dat de accountant de vordering als dubieus had moeten beschouwen. Er bleek namelijk sprake te zijn van een dispuut tussen de DGA en de oud bestuurders van de vennootschappen. En voorts was de vordering meer dan twee jaar oud. Echter heeft de betrokken accountant, zo menen klagers, de vordering als voorwaardig in de boeken laten staan. De betrokken accountant overlegd het controledossier aan de Ak. Hieruit maakt de Ak op dat de accountant meer aandacht had moeten besteden aan de solvabiliteit van de vorderingen, het ontstaan, de reden van niet betalen, de verwachtingen ten aanzien van ontvangst van de vorderingen en eventuele ontwikkelingen terzake tot de datum van het afgeven van de goedkeurende controleverklaring. De Ak meent dat de accountant in strijd heeft gehandeld met het beginsel deskundigheid en zorgvuldigheid zoals opgenomen in de VGC (thans VGBA). De Ak meent dat deze extra tekortkoming in de werkzaamheden van de accountant geen zwaardere maatregel rechtvaardigt dan welke thans is opgelegd. Derhalve wordt in de onderhavige uitspraak geen maatregel opgelegd.

 

Annotatie redactie

In de eerdere uitspraak had de accountant al een maatregel opgelegd gekregen. De klagers meenden kennelijk dat dit onvoldoende was en poogden met een nadere klacht een zwaardere maatregel af te dwingen. Hoewel dit niet gelukt is heeft de Ak toch de nadere klacht behandeld en tevens gegrond verklaard. De Ak is van oordeel dat, gezien de ouderdom van de vorderingen en het feit dat het betrekking heeft op de DGA, het op de weg van de accountant had gelegen om in zijn controle intensief aandacht te besteden aan de solvabiliteit, het ontstaan van de vordering, de reden van niet betalen, de verwachtingen ten aanzien van ontvangst en eventuele ontwikkelingen terzake tot de datum van het afgeven van de controleverklaring. De Ak geeft derhalve college in de wijze waarop een vordering door een accountant dient te worden gecontroleerd.