In een lopende tuchtzaak waarbij de zitting op maandag 13 januari 2020 was, is er door klagers een klacht ingediend tegen een accountant die was benoemd als gerechtelijke deskundige. De klacht had betrekking op het uitgebrachte deskundigenbericht door de accountant. Volgens klagers bevatte het deskundigenbericht onjuistheden en was het onvoldoende duidelijk welke informatie de accountant had gebruikt om tot zijn deskundigenbericht te kunnen komen.

 

De casus had betrekking op het volgende. Een oud-restauranthouder kreeg (nagekomen) facturen van een administratiekantoor waar ze in het verleden zaken mee had gedaan. De hoogte van de facturen werd door de oud-restauranthouder betwist, uiteindelijk tot aan de civiele rechter. De rechter wou vervolgens weten of de grondslag voor de facturen afkomstig van het administratiekantoor juist is. Met grondslag wordt bedoeld welke uitgangspunten zijn toegepast en op welke wijze de factuur tot stand is gekomen. Het administratiekantoor gebruikte als uitgangspunt en wijze van opmaak voor haar facturen de gewerkte uren per medewerker maal een tarief. Er wordt door de civiele rechter een accountant ingeschakeld als gerechtelijke deskundige. Uit het deskundigenbericht van de accountant volgt dat hij concludeert dat de grondslag voor de facturen juist is. De oud-restauranthouder is het hier niet mee eens en is van mening dat de accountant zijn werk niet naar behoren heeft uitgevoerd. Er wordt een klacht ingediend bij de Accountantskamer (hierna: Ak).

 

Volgens klagers bevatte het deskundigenbericht onjuistheden en was het onvoldoende duidelijk welke informatie de accountant had gebruikt om tot zijn deskundigenbericht te kunnen komen.

 

 

Tijdens de mondelinge behandeling vielen een aantal punten op. In eerste instantie de aard van de opdracht. De accountant bleef volharden dat hetgeen wat hij onderzocht had uiteindelijk ook juist was. Het zij opgemerkt dat optreden als gerechtelijke deskundige in eerste instantie niet het karakter heeft van een assurance-opdracht. In het Stramien voor Assurance opdrachten is duidelijk opgenomen dat het optreden als gerechtelijk deskundige niet kan worden aangemerkt als een assurance-opdracht. De accountant dient dan ook elke schijn te vermijden dat hier sprake van is. Door volhardend te stellen dat hetgeen wat hij heeft onderzocht ‘juist’ is loopt hij het risico in strijd te handelen met het Stramien voor Assurance opdrachten.

 

Het zij opgemerkt dat optreden als gerechtelijke deskundige in eerste instantie niet het karakter heeft van een assurance-opdracht.

 

Ook stelde de accountant tijdens de mondelinge behandeling dat het optreden als gerechtelijke deskundige er toe leidt dat hij niet tuchtrechtelijk kan worden aangesproken. Volgens hem is het immers de rechter die hem aanstelt. Ook dit standpunt is onjuist. Het is vaste tuchtrechtjurisprudentie dat een accountant zich toetsbaar dient op te stellen. Op geen enkele manier kan het recht om te klagen tegen de accountant worden ontnomen. Ook niet als de accountant door een rechter wordt aangesteld als gerechtelijke deskundige.

 

Tevens kwam aan de orde in hoeverre klagers (konden) hebben gereageerd op het concept-rapport van de accountant. De accountant had aan (de advocaten) van klagers een conceptrapport van zijn bevindingen en conclusie toegezonden. Hier is wel een reactie uit voortgekomen van klagers maar het was inhoudelijk zeer summier. De accountant was van mening dat hij derhalve op de reactie van klager geen acht meer hoefde te slaan. Een belangrijk uitgangspunt bij het verrichten van werkzaamheden als gerechtelijke deskundige is het concept van hoor- en wederhoor. De tegenpartij moet in staat worden gesteld om op het concept te kunnen reageren. Indien de reactie van de tegenpartij onvoldoende grondslag heeft, is het aan de accountant om de tegenpartij in de gelegenheid te stellen om hun reactie alsnog van voldoende grondslag te voorzien. Als de accountant verzuimt om dit te doen kan de vraag worden gesteld of hij het beginsel van hoor- en wederhoor niet heeft geschonden. Het beginsel van hoor- en wederhoor is immers een belangrijk middel voor de accountant om een deugdelijke grondslag te verkrijgen voor zijn deskundigenbericht. Het had in zijn weg gelegen om hier meer alert op te zijn.

 

Het beginsel van hoor- en wederhoor is immers een belangrijk middel voor de accountant om een deugdelijke grondslag te verkrijgen

 

Tot slot is de vraag welke wet- en regelgeving van toepassing is op het optreden van de accountant als gerechtelijke deskundige. In eerste instantie is dat de Leidraad deskundigen in civiele zaken. Met de Leidraad verschaft de Rechtspraak inzicht in punten die naar geldend recht van belang zijn in verband met de totstandkoming van een deskundigenbericht. De wettelijke basis daarvoor biedt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Ten aanzien van wet- en regelgeving wat van toepassing vanuit het beroep van de accountant zelf betreft dit uiteraard de Wet op het Accountantsberoep (WAB), Verordening gedrags en beroepsregels Accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS).

 

Hoe deze tuchtzaak gaat uitpakken voor de betrokken accountant gaat uitpakken is nog maar de vraag. Over 15 weken volgt uitspraak. Echter laat deze zaak wel zien dat het belangrijk is om als accountant goed op de hoogte te zijn van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving inzake de opdracht die je onderhanden hebt.