Zaak: 13 februari 2017: AFM tegen de accountant
Onderwerp geschil: ondeugdelijke controleverklaring afgegeven bij de jaarrekening van een controleplichtige onderneming
De gecontroleerde onderneming betrof een dealer van een premium merk auto’s. Deze onderneming is in 2013 failliet verklaard. Vorige accountant had structureel een oordeelonthouding afgegeven, terwijl de gedaagde accountant een goedkeurende controleverklaring had afgegeven. De accountant had een goedkeurende controleverklaring afgegeven over de jaarrekening 2011.
Volgens de AFM zijn er een aantal zaken wezenlijk niet goed gegaan. Zo heeft de accountant niets gezegd over de continuïteit. Terwijl de accountant wist dat het premium merk het contract met de dealer had opgezegd. Ook bleek de voorraad een significante post in de jaarrekening. De accountant bleek geen voorraadinventarisatie te hebben uitgevoerd of iets anderszins om vast te stellen of deze significante post. Ook is de controleverklaring afgegeven met de titel oordeelonthouding terwijl de inhoud van de tekst is gebaseerd op een goedkeurende controleverklaring. AFM heeft hoor en wederhoor gelegenheid gegeven. Echter heeft de accountant hier geen gebruik van gemaakt. AFM beroept zich op strijdigheid met NV COS 200.17.
De accountant geeft aan te hebben ingezien dat controle niet zijn ding is
De accountant verweert zich door te stellen dat het dossier niet voldeed maar dat de werkzaamheden wel zijn uitgevoerd. Echter erkent hij dat dit onvoldoende uit het dossier blijkt. Hij heeft hierover contact gehad met de service organisatie waar hij bij aangesloten is. Dit was in het kader van een periodieke preventieve toetsing. Daarentegen verweert de accountant zich door aan te geven dat op het gebied van de continuïteitsparagraaf de AFM een te boute stelling inneemt. Volgens de accountant had het premium merk bij meerdere dealers het contract opgezegd. Zodoende heeft hij van enkele van deze dealers de publieke jaarrekeningen opgevraagd. Uit geen enkel van deze jaarrekeningen is gebleken dat de betreffende accountants iets hebben gemeld over de continuïteit. De overige aantijgingen laat de accountant nagenoeg onbesproken. De accountant geeft aan te hebben ingezien dat controle niet zijn ding is en het kantoor heeft inmiddels geen AFM vergunning meer.
De voorzitter van de Ak vroeg zich af of de AFM nu een klacht heeft ingediend omdat dit een incident betrof, of dat hier geldende beleid is bij de AFM. Tevens vroeg de voorzitter zich af of hier geen sprake is van een dubbeltoetsing. De service-organisatie waar de accountant bij is aangesloten had immers al een toetsing uitgevoerd. De AFM geeft aan dat dit een incident betrof naar aanleiding van een melding die ze kregen van de service-organisatie. Vervolgens is een lid van het AFM onderdeel gaan uitmaken van het toetsingsteam van de betreffende service-organisatie. Uit de bevindingen van deze toetsing heeft de AFM besloten om een nader onderzoek in te stellen. De uitkomsten van het voorgenoemd nader onderzoek waren volgens de AFM voldoende aanleiding om een tuchtklacht in te dienen. De AFM benadrukt dat hun eigen onderzoek meer in detail is uitgevoerd dan het onderzoek wat door de service-organisatie is uitgevoerd.
Uitspraak over circa 20 weken.