Leidraden NBA hebben niet de status van beroepsreglementering oordeelt CBb
AVTR/317, ECLI:NL:CBB:2014:140
De betrokken accountantspraktijk is in 2006 getoetst door de RvT. De toetsing heeft geleid tot een negatief eindoordeel. Na het indienen van een verbeterplan is de accountantspraktijk in 2010 wederom getoetst. Het eindoordeel was weer negatief. De RvT dient een klacht in bij de AK. De klacht betrof het volgende.
- de accountant schiet tekort in zijn PE
- er zijn tekortkomingen in het personeelsbeleid van betrokkene
- betrokkene heeft een beoordelingsopdracht uitgevoerd terwijl de administratie ook binnen de accountantspraktijk werd uitgevoerd
- stelsel van interne kwaliteitsbeheersing schiet tekort waardoor de accountant de fundamentele beginselen van de VGC heeft geschonden
(o.a. geen opdrachtbevestigingen aanwezig en accountantsrapportage van onvoldoende niveau)
De AK heeft de klacht in al haar onderdelen gegrond verklaard en legt een maatregel op van doorhaling voor de duur van twee jaar.
Betrokkene is in beroep gegaan bij het CBb. Betrokkene stelt dat de maatregel niet in verhouding staat tot de betrokken tekortkomingen. Op het gebied van PE staat echter vast dat betrokkene niet heeft voldaan aan zijn PE-verplichting. Het CBb volgt deze redenering niet.
Met betrekking tot de samenloop van de beoordelingsopdracht en overige dienstverlening is het CBb van mening dat de accountant onvoldoende de bedreiging hier toe heeft gesignaleerd en derhalve geen waarborgen heeft getroffen om deze te mitigeren. Ook meent het CBb dat het ontbreken van opdrachtbevestigingen betrokkene kan worden aangerekend. Betrokkene heeft ook niet op een andere passende wijze vastgelegd of er overeenstemming is tussen hem en de opdrachtgever aangaande de opdrachtvoorwaarden.
Het CBb meent dat het beroep deels gegrond is maar handhaaft de opgelegde maatregel van de AK.
Annotatie Redactie
Bij het uitvoeren van de beoordelingsopdracht was er sprake van samenloop van assurance en overige dienstverlening. In de NV onafhankelijkheid (nu: VIO) blijkt dat samenloop van assurance en overige dienstverlening niet verboden is. De accountant dient enkel de bedreiging te signaleren en vast te leggen hoe deze bedreiging terug wordt gebracht naar een aanvaardbaar niveau. De accountant had enkel verzuimd om de vastlegging te doen.
Nu hij dit niet heeft gedaan wordt het hem zwaar aangerekend dat hiermee is gebleken dat zijn onafhankelijkheid niet is gewaarborgd.
Tot slot bleek dat er geen opdrachtbevestigingen voor handen waren. Er waren drie samensteldossiers en één beoordelingsdossier getoetst. Uit NV COS 2400 en 4410 blijkt dat de accountant overeenstemming met zijn opdrachtgever moet hebben omtrent de opdracht-voorwaarden. NV COS 2400 heeft het specifiek over een schriftelijke opdrachtbevestiging of een bevestiging op andere passende wijze. In NV COS 4410 (oud) ontbreekt er echter een bepaling waarin wordt gesteld dat de overeenstemming over de opdrachtvoorwaarden moet worden vastgelegd. Daarentegen is wel bepaald dat de accountant zich er van dient te ‘overtuigen’ dat er tussen hem en de opdrachtgever overeenstemming bestaat omtrent de opdrachtvoorwaarden. Het CBb hecht waarde aan het woord ‘overtuigen’ en lijkt hier mee aan te geven dat dit impliceert dat de accountant vast moet leggen hoe hij zich er van heeft ‘overtuigd’ dat er tussen hem en de opdrachtgever overeenstemming bestaat over de opdrachtvoorwaarden. Uit latere uitspraken van de AK blijkt overigens dat ze de opvatting van het CBb in deze één op één overnemen.